‘Ik ben altijd op zoek naar verwondering’

Nederlands Balletgala opgedragen aan Samuel Wuersten

Al bijna dertig jaar haalt hij bekende en (bij ons nog) onbekende dansgezelschappen van over de hele wereld naar Nederland. Maar Samuel Wuersten doet meer: elke kans die hij ziet om danskunstenaars met elkaar te verbinden, en om de internationale dans in Nederland en de Nederlandse dans in het buitenland voor het voetlicht te brengen, grijpt hij met beide handen aan. “Als ik één ambitie heb, dan is het wel dat ik de kracht van dans wil uitdragen, want, daar ben ik heilig van overtuigd: dans kan iedereen raken, iedereen ‘optillen’ en voor iedereen betekenis hebben.”

Algemeen en artistiek directeur van Holland Dance Festival. Artistiek directeur van de bachelor- en masterdansopleidingen van de Hochschule der Künste in Zürich. Adviseur van de balletopleiding van het Wiener Staatsballett. Raad van Toezicht-lid van de Hogeschool der Kunsten Den Haag. Initiator van het jongtalentenprogramma Talent On The Move van Codarts Rotterdam. Medebedenker van het Pitching Project, dat jonge Israëlische en Palestijnse choreografen in hun ontwikkeling stimuleert. Jurylid bij internationale danscompetities. Juryvoorzitter van het Rotterdamse RIDCC (’s werelds grootste duettenconcours). En drijvende kracht achter het nieuw te realiseren Danshuis Rotterdam. Wie de lijst van – enkel huidige! – functies van Samuel Wuersten ziet, wordt waarschijnlijk al moe bij de gedachte. Zo niet hijzelf. Nuchter en opgetogen zegt hij: “Ik ben in een fase beland van ‘Bring it on!’ Als ik de tijd en energie voor iets heb, dan doe ik het.” Bovendien: “Ik ben een bruggenbouwer. Mijn eerste reflex is altijd: waar is de verbinding? Hoe kan ik mensen en initiatieven aan elkaar koppelen, hoe kan ik anderen inspireren en meevoeren in mijn enthousiasme, en hoe kan ik dansopleidingen en het professionele veld dichter bij elkaar brengen?”

Zijn directeursfunctie bij het Holland Dance Festival – die hij komend jaar dertig jaar bekleedt – is, zegt hij, een soort anker geworden en van daaruit ontstaan, al pingpongend, steeds weer nieuwe plannen, dienen zich andere vraagstukken en opdrachten aan. “Waarbij mijn gedachte altijd is: hoe kan het een het ander aanvullen en versterken.”
In het verleden kwam hem dat wel eens op kritiek te staan. “Mensen hadden zoiets van: ‘Hoe doet hij dat allemaal?’, om vervolgens te roepen: ‘Kan dat eigenlijk wel, zoveel verschillende petten tegelijk dragen?’” Maar inmiddels is de kritiek verstomd, men is er wel aan gewend geraakt, zegt hij lachend. “Nu is het meer van: ‘Hij doet dat nu eenmaal, dus we kunnen er maar beter de vruchten van plukken’.” Want: “Ik heb in al die jaren natuurlijk een gigantisch netwerk opgebouwd en ik vind niets fijner dan dat ik anderen daarvan kan laten profiteren, voor anderen kansen kan creëren en daarbij ook daadwerkelijk álle mogelijkheden benut. En wat mijzelf betreft: ik ervaar het vooral als een groot geluk en een luxe dat ik zoveel verschillende dingen mag doen. Ik vrees ook dat ik me, als ik me tot één ding had moeten beperken, allang was gaan vervelen.”

Een niet te stuiten verslaving
Die voortdurende gedrevenheid heeft Wuersten (1961, Gstaad, Zwitserland), zegt hij, van zijn vader. “Mijn vader had een enorme passie voor klassieke muziek. Hij gaf les in talen, handenarbeid en zang op een middelbare school in Gstaad en had – zoals ik dat met dans heb – een niet aflatende drang om jongeren, of wie dan ook, de schoonheid van muziek te laten ervaren. In 1957 richtte hij het Yehudi Menuhin Festival op, dat hij ook jarenlang mede leidde. Een uitzinnig initiatief: geen ander bergdorp waar klassieke muziek op zo’n hoog niveau werd gebracht.” 

Van zijn moeder erfde Wuersten de hang naar avontuur, de behoefte om nieuwe horizonten te verkennen. “Mijn vader was een telg uit een eeuwenoud ‘Gstaader’ geslacht, het mondaine bergdorp was alles voor hem. Mijn moeder kwam uit Bern en werd in Gstaad al snel gelabeld als ‘stadsmevrouw’; zij heeft mij het besef bijgebracht dat de wereld groter is dan Gstaad en Zwitserland.”

In Bern, waar hij zijn middelbare-schoolopleiding afrondde, zette hij als vijftienjarige zijn eerste danspassen, in de school van een Tsjechische ballerina die, zo bleek veel later, tijdens haar jeugd bevriend met Jirí Kylián was. Wuersten was een late starter, maar: “Mede door haar stimulerende opstelling werd dans al snel een niet meer te stuiten verslaving. Het paste bij me. Ik snapte het.” Hij belandde op de school van het Hamburger Ballett, een klassieke opleiding die hij op aanraden van een vriendin al na een jaar voor de modern-georiënteerde Rotterdamse Dansacademie verruilde. “Ik wist níéts van Nederland, behalve dan wat in Gstaad altijd over Hollandse toeristen werd gezegd: ze kopen niks, want ze nemen alles mee van huis.” Maar Nederland bleek een openbaring. De verwondering klinkt nog altijd door in zijn stem: “Het was de tijd waarin Anne Teresa De Keersmaeker als choreografe doorbrak, de tijd waarin ik kennismaakte met het ‘fenomeen’ Alexandra Radius en Han Ebbelaar, die met hun eigen programma’s destijds door heel Nederland successen boekten, en de tijd waarin ik ervoer hoe de kunsten in Nederland – toen nog – uitgebreid ondersteund werden.”

Van Sylvie tot Silvia
Wuersten danste bij Danskern, de Rotterdamse Dansgroep en in New York, gaf daarnaast in binnen- en buitenland les en was ook als choreograaf regelmatig actief. Kansen kwamen op zijn pad, zegt hij. “Er zat geen masterplan achter. Maar het is wel belangrijk dat je íets wilt, ambities toont en daarin investeert.” Dat leidde in 1994 tot zijn aanstelling als algemeen en artistiek directeur van het Holland Dance Festival, al was hij, zegt hij, aanvankelijk zeker niet de gedroomde kandidaat voor de baan. “Ik ben gevraagd, maar, laat ik eerlijk zijn, wel nadat drie anderen hadden laten weten er geen zin in te hebben. Eigenlijk wist niemand of ik het kon: een groot dansfestival leiden. Ik had als danser, choreograaf en docent op veel plaatsen gewerkt en daardoor een internationaal netwerk opgebouwd, en míj leek het fantastisch: artistiek directeur van het Holland Dance Festival worden. Maar het had ook verkeerd kunnen uitpakken.”

Dat deed het niet. Samuel Wuersten verraste vriend en vijand. Al voor de eerste door hem samengestelde festivaleditie wist hij ‘prima ballerina nonpareil’ Sylvie Guillem te strikken. “Dat wilde ik gewoon”, zegt hij kalm. “Ik heb stapels handgeschreven faxen met haar uitgewisseld; net zo lang tot ik het voor elkaar had”. En al gauw gingen ook andere, internationaal vermaarde choreografen en dansers overstag en enthousiast mee in de plannen van de beminnelijke Wuersten die, als hij eenmaal iets in zijn hoofd heeft, niet rust voordat anderen er net zo ‘begeistert’ door zijn als hij.

Over zijn succes zegt hij simpelweg: “Als ik één ambitie heb, dan is het wel dat ik de kracht van dans wil uitdragen, en daarbij richt ik mij op een zo breed en divers mogelijk publiek, want – daar ben ik heilig van overtuigd – dans kan iedereen raken, iedereen ‘optillen’ en voor iedereen betekenis hebben.”
Hij omschrijft zichzelf als een veelvraat. “Ik ben weliswaar een grote fan van ‘dans om de dans’, van dans als puur fysieke taal, maar die dans kan wel alle vormen aannemen. Of het nu gaat om de ultieme technische perfectie van een ster als Sylvie Guillem of om bijvoorbeeld de Italiaanse Silvie Gribaudi die in haar productie Graces (begin februari te zien in de komende editie van het Holland Dance Festival – red.) juist de kracht van de menselijke imperfectie belicht. De enige dans die bij mij niet erg kansrijk is, is dans waarin heel weinig gebeurt. Ik houd van dans die echt impact heeft, ik ben altijd op zoek naar verwondering, naar dans die je werkelijk raakt. Ik kan mij dan ook oprecht verbazen over wat mensen aankunnen qua zich laten vervelen.” Spottend: “Maar dat ligt natuurlijk aan mij. Soms denk ik: mag ik ook zo’n pilletje, waardoor ook ik helemaal op apegapen lig bij zo’n oersaaie voorstelling.”

‘Een eurootje meer’
Nog altijd oogst Nederland in het buitenland bewondering voor zijn fijnmazige dansinfrastructuur, aldus Wuersten. “Het model is nog steeds uniek, maar het prijskaartje dat daar tegenwoordig aan hangt valt natuurlijk sterk te bediscussiëren. Waarmee ik bedoel: er wordt vanuit de overheid – terecht – veel verwacht van de danssector, zoals bijvoorbeeld op het gebied van educatie en inclusiviteit, maar de vraag is wel: krijgen we ook voldoende ruimte en voldoende geld om dat allemaal te realiseren.”
Dans verdient, net als cultuur in het algemeen, in ons land veel meer erkenning, aldus Wuersten, en de eeuwige kritiek dat dans elitair zou zijn, verwerpt hij resoluut. “Dat is stemmingmakerij. Het is een afleidingsmanoeuvre om maar niet te hoeven zeggen: ‘We hebben er het geld niet voor over’.” Maar, zegt hij strijdbaar: “Als ik zie hoeveel belasting ik betaal, dan mag er echt wel even een eurootje meer naar de kunsten.”

Hij vindt het ook daaróm belangrijk dat er nu een Danshuis in Rotterdam komt, al wordt dit initiatief volledig mogelijk gemaakt door een privaat fonds. “Het is een duidelijk signaal. Misschien dat het de overheid inspireert om, waar het de cultuursector betreft, ook eens een keer groot te gaan denken.”
Wat hij Nederland daarbij toewenst, is dat we met z’n allen wat pragmatischer gaan denken en handelen, in plaats van, zoals nu, eindeloos te verzanden in regelgeving en inefficiënte beleidsvoornemens. “Een voorbeeld is het recente rapport over de misstanden in de danssector (Schaduwdansen – red.), waarin een van de aanbevelingen is dat er een centraal meldorgaan moet komen voor klachten. Maar dat lost niks op. We moeten nadenken over hoe we die misstanden oplossen en daar doelgericht mee aan de slag gaan; dat is een stuk effectiever dan weer de zoveelste organisatie oprichten. Kijk naar de meldpunten voor de getroffenen in Groningen of de slachtoffers van de toeslagenaffaire, met zo’n meldpunt worden die mensen echt niet geholpen.”

Blijven vechten
Wuersten heeft, zegt hij, nog wel zin om even door te gaan. “Of ik bij Holland Dance Festival met pensioen ga of niet, is niet aan mij, maar aan mijn Raad voor Toezicht. Maar ik heb in elk geval niets met aansporingen als ‘durf te stoppen.’ Ik sluit niet uit dat er nog interessante nieuwe dingen op mijn pad gaan komen en bovendien weet ik nog niet welke uitdagingen de realisatie van het Danshuis allemaal met zich mee zal brengen. Ik ben in elk geval in een positie en op een leeftijd beland dat ik mij wat minder bescheiden opstel, dat ik, nog steeds, krachtig vooruit wil en dat ik de politiek daarin wil meenemen. Zolang de vraag ‘snapt elke minister en elke wethouder wát dans is, en wat de krácht van dans is?’ nog niet met ‘ja’ beantwoord kan worden, blijft er werk aan de winkel en blijf ik vechten voor de dans.”

Goed nieuws en slecht nieuws
Dat het Dansersfonds hem voor al dat ‘vechten’ nu eert door het gala van vanavond aan hem op te dragen, ervaart hij als een grote erkenning. “Han Ebbelaar stuurde mij in april een – typisch voor hem – geestig mailtje dat begon met: ‘Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws’. Het slechte nieuws was dat hij en Alexandra niet naar Jiří Kyliáns One of a Kind, uitgevoerd door het Stuttgarter Ballett, konden komen, en het goede nieuws laat zich in dit verband raden. Ik was blij verrast. Juist ook omdat ik een enorme bewondering voor hun werk en voor hun volharding en doorzettingsvermogen heb. Wat zij tijdens hun carrière en daarna met het Dansersfonds hebben neergezet, is indrukwekkend, en de toewijding en trouw waarmee ze de danssector blijven volgen en jonge dansers blijven ondersteunen, is buitengewoon betekenisvol.”
Tegelijkertijd wil hij de eer die hem nu te beurt valt, meteen ook relativeren: “Het is met huldigingen net als met erfenissen: het is mooi wanneer ze je toevallen, maar je moet er vooral niet op rekenen. Daarbij: ik kan nog wel honderd andere mensen bedenken die dit eerbetoon ook verdienen. Wat niet wegneemt dat ik het Dansersfonds en met name Han en Lex enorm dankbaar ben. Het is écht een groot cadeau, en het is daarbij ook nog eens zo intens aardig.”

Tekst: Astrid van Leeuwen